Render oosterweel

Hoe monsters van de Scheldebodem ons meer leren over de stabiliteit van de Scheldetunnel

Midden juni is aannemingsmaatschappij Van der Straaten gestart met de bemonstering van de Schelde in de zone waar de Scheldetunnel zal komen. Dat is nodig om te weten hoe sterk de ondergrond is en wat er nodig is om de stabiliteit van de tunnel te garanderen.

Tegelijkertijd kan de baggeraar zo inschatten welk materieel hij tijdens de hoofdwerken moet inzetten. Volstaat een zogenaamde sleephopperzuiger (stofzuiger) of kan hij beter een cutterzuiger (mixer) gebruiken?

Voor de bemonstering gebruikt hij twee verschillende technieken. Op 13 plaatsen voert hij een sondering uit tot op 45 meter diepte. Hiervoor drukt hij een staaf met kegelvormige punt (de sondeerconus) in de grond om de weerstand van de bodem te meten.

Daarnaast voert de aannemer ook nog vijf boringen uit waarbij grondmonsters genomen worden tot op 45 meter diepte. Die monsters worden bewaard en naar de afdeling Geotechniek van het departement Mobiliteit en Openbare Werken gestuurd zodat zij kunnen nagaan wat de samenstelling van de grond van die monsters is. Op vraag van Lantis voeren ze ook bepaalde testen uit op de monsters. “Dat doen we omdat we zo veel mogelijk over de bodem willen te weten komen”, legt Jan De Niel uit, Projectleider Marine Operations en Grondverzet van Team Scheldetunnel. “We moeten kunnen garanderen dat onze tunnel minstens honderd jaar kan blijven liggen. Daarom willen we onder andere weten hoe de Boomse Klei gaat zwellen. Dat kunnen we inschatten door kleimonsters te nemen die zo dicht mogelijk bij de vaargeul liggen. De klei in de geul ligt door de permanente baggerwerken in de Schelde al langer vrij en is dus al deels gezwollen. De monsters vertellen ons zo hoe de Boomse klei op langere termijn zal reageren.”

" style="margin: 5px; float: left;" />