Met Oosterweel gaan we voor een leefbare buurt tijdens de werken. Dat grote infrastructuurwerken ook tijdelijke hinder met zich meebrengen, daar kan je helaas niet naast. Toch doen we er alles aan om de impact voor bewoners, bezoekers en pendelaars zo laag mogelijk te houden. Want ook tijdens de Oosterweelwerken moet Antwerpen een aangename stad blijven. Daarom houden we de vinger aan de pols en meten we zo veel mogelijk factoren of parameters die een invloed kunnen hebben op de leefbaarheid. Want meten is niet alleen weten, het helpt ons ook om tijdig en gepast in te grijpen indien werkzaamheden de omgeving verstoren. 

Grondwater

Om de Oosterweelverbinding te kunnen bouwen, moeten we op sommige plaatsen eerst grondwater oppompen. Dat is bijvoorbeeld het geval op plaatsen waar tunnels en infrastructuur komen die onder het grondwaterniveau gelegen zijn. Om de zone waarin gebouwd wordt - de zogenaamde bouwput - droog te houden, moeten we daarom het  grondwater oppompen. 

Hoewel verschillende studies geen invloed van de Oosterweelwerken op het grondwaterpeil voorspellen, willen we dit toch zeker weten. Een wijziging in de stand van het grondwater kan namelijk invloed hebben op het groen in de omgeving of op de bodemstabiliteit.

Met een netwerk van maar liefst 250 peilbuizen houden we de stand van het grondwater nauwlettend in het oog. Die buizen meten de stand van het grondwater voor, tijdens en na de werken aan de Oosterweelverbinding. De locaties van de peilbuizen werden samen met de stad Antwerpen, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken en een grondwaterspecialist gekozen. Daarbij werd ook rekening gehouden met plaatsen die gevoelig zijn aan schommelingen in het grondwaterpeil.

De peilbuizen sturen ieder uur gegevens door. Die worden opgevolgd op een speciaal daarvoor ontworpen online platform dat toegankelijk is voor Lantis en de aannemer. Zo kunnen we snel ingrijpen indien er afwijkingen zijn. 

We monitoren ook het grondwater dat we oppompen en zuiveren binnen al onze projectgebieden. Overal waar we grondwater oppompen, bekijken we op dat water aan de kwaliteitsnormen voldoet. Voldoet het niet, dan zuiveren we het alvorens we het gaan lozen. 

Bodemstabiliteit

Wanneer de hoeveelheid grondwater te fel daalt, wordt de grond compacter en kunnen er zettingen of verzakkingen ontstaan. Om snel te kunnen ingrijpen brengen we deze in kaart. Daarvoor gebruiken we spiegels of meetnagels. Deze instrumenten worden onder andere op beschermde monumenten geplaatst. We gebruiken nauwkeurige meettoestellen of 'tachymeters' die verplaatsingen of zakkingen tegenover de spiegels opmeten.

Naast het monitoren van de omgeving, volgen we ook nauwlettend de constructies op die we zelf bouwen. Als er iets in de omgeving gebeurt, weten we daardoor ook wat de oorzaak is en kunnen we tijdig de juiste maatregelen nemen.

Geluid van de snelweg en werf

Buurtbewoners kunnen erop rekenen dat we er alles aan doen om ook het geluidsniveau tijdens de werken aanvaardbaar te houden. Daarom nemen we allerlei maatregelen zoals het verlagen van de maximumsnelheid op tijdelijke wegen of het plaatsen van geluidsschermen op plaatsen waar we dichter tegen bewoning komen dan de huidige Ring. Om na te gaan of deze maatregelen voldoende zijn, plaatsen we geluidsmeters zo dicht mogelijk in woonzones die aan de werken grenzen. Zo kunnen we tijdig grijpen indien nodig. 

We blijven meten, ook als de Oosterweelverbinding klaar is. Dat doen we omdat we met de Oosterweelverbinding van Antwerpen ook een stillere stad willen maken. Door de Ring verdiept aan te leggen en deels te overkappen halen we heel wat omgevingsgeluid weg. Ook in Zwijndrecht en Burcht doen we dat. Daar vernieuwen we de E17 en de E34 met geluidsarm asfalt en plaatsen we geluidsschermen. En die geluidsdalingen willen we objectief kunnen blijven meten.

Dieren en planten

Hoe reageren bloemen, planten en dieren op de Oosterweelwerken? Ook dat proberen we te meten. Voor de start van de werken op Linkeroever stelden we samen met de Universiteit Antwerpen een uitgebreid monitoringsplan voor de natuur op. Daarbij werden alle lokale dier- en plantensoorten  gedetailleerd in kaart gebracht - van amfibieën tot watervogels over beschermde planten tot invasieve exoten.

Na de start van de werken volgden experten van de Universiteit Antwerpen gedurende drie jaar de situatie op. Zo konden we meten hoe groot de impact van de werken op de natuur was en of hier evolutie in zat. Het resultaat is positief. Uit deze onafhankelijke studie blijkt dat de impact minimaal is. Het grondwater ondervindt bijvoorbeeld geen impact en ook de broedvogels vinden nog steeds de weg naar de natuurgebieden rondom de werfzone.

Verkeer

Welke invloed hebben de werken aan de Oosterweelverbinding op de mobiliteit in en rond Antwerpen? Om daar een objectief antwoord op te kunnen formuleren, telden we reeds voor de start van de werken aan kruispunten, op- en afritten, belangrijke invalswegen en mogelijke omleidingsroutes hoeveel wagens, vrachtwagens en fietsers er passeerden. Die gegevens helpen ons ook om de verkeerssituatie tijdens de werken beter te organiseren, bijvoorbeeld bij het uitstippelen van omleidingsroutes. Merken we dat een weg geen extra verkeer aankan, dan gebruiken we deze niet als omleidingsweg. 

Ook tijdens de werken gaan de tellingen gewoon door. Het helpt ons onder andere om te controleren of de maatregelen die we hebben genomen succesvol zijn of dat er bijsturing nodig is. 

Luchtkwaliteit

Gezonde lucht is onmisbaar voor mens, dier en natuur. Daarom bewaken we mee de luchtkwaliteit. Om deze te meten, maken we gebruik van het meetnet van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Dat meet zowel fijnstof als stikstofdioxide, een belangrijke indicator voor het verkeer. Hoe meer stikstofdioxide er in de lucht wordt vastgesteld, hoe meer verkeer. 

Omdat het meetnet van de VMM niet volledig toereikend was om de invloed van onze werven op de luchtkwaliteit in de omgeving te beoordelen, breidden we dit meetnet verder uit langs de R1. Zo houden we zones die volgens de milieueffectenrapportage (MER) aandacht vereisen nauwlettend in het oog. De MER is een onderzoek naar de mogelijke gevolgen op vlak van milieu naar aanleiding van projecten zoals de Oosterweelverbinding.

Door zelf actief te meten, kunnen we nagaan of we met onze werken de Europese normen voor stikstof niet overschrijden en kunnen we tijdig ingrijpen wanneer nodig. Deze meetpunten meten ook het fijnstof in de omgeving. Op die manier kunnen we het fijnstofgehalte voor en tijdens de werken met elkaar vergelijken. 

Ook na de werken willen we weten wat de invloed van de Oosterweelverbinding op de luchtkwaliteit is. Samen met de VMM zal er één, drie en vijf jaar na de werken een meetcampagne worden georganiseerd om het Oosterweeleffect in kaart te brengen.

Tot slot meten we ook de PFAS-concentratie in het stof op onze werf. Het overzicht van die metingen vind je op deze kaart. De volledige rapporten kan je hier raadplegen.